Verhaal
In en uit een depressie
Mijn eerste langdurige depressieve episode maakte ik mee toen ik dertien was. Ik raakte depressief als gevolg van onzekerheid over mijn lichaam. Dit werkte niet naar behoren als gevolg van een hersenbloeding vlak na mijn geboorte. Er was een links-rechts verschil in motoriek en kracht en ik had een slecht ruimtelijk inzicht en oriëntatie vermogen. Niet alleen werd Ik geconfronteerd met de grenzen van mijn lichaam, ik werd ook op school gepest door jongens die zelf in een elektrische rolstoel zitten. De juffen kozen vaak de kant van de jongens in de rolstoel, omdat zij het idee hadden dat deze jongens beschermd moesten worden.
Ik had geen klik met de fysiotherapeut die me toen begeleidde en ook niet met de psychiater waarmee ik sprak. Ik slikte daarnaast antidepressiva waar ik van aankwam. Dit hielp niet voor mijn gevoelens van onzekerheid en neerslachtigheid.
Ik was eenzaam en jaloers op mijn broertje. Hij had vriendjes in het dorp waar wij woonden en mijn schoolvrienden woonden allemaal in andere dorpen. Buiten school had ik geen vrienden. Daarnaast werkten mijn ouders veel. Dit was toen ik mijn eerste (en enige) zelfmoordpoging deed. Ik nam een aantal sterke pijnstillers in. Achteraf gezien was dit veel te weinig om dodelijk te zijn. Ik werd wakker met koppijn en een meer algemeen kutgevoel, nog steeds depressief.
Voetballen
We hadden in die tijd een au pair, Anne Karin, een Noors meisje van 19 jaar. Zij was sportief en voetbalde op hoog niveau in Noorwegen. Zij was vaak de enige die thuis was als ik van school kwam. Op een dag legde zij een voetbal in de achtertuin en wilde zij dat we samen een balletje gingen trappen. Aanvankelijk had ik er geen oren naar maar door een week of twee toch maar elke dag met de bal naar buiten te gaan werd ik langzaamaan steeds beter. Na een tijdje kon ik met kracht en precisie een trap tegen de bal geven en kreeg ik er plezier in.
Het ging langzaam beter met me door het balletje trappen met Anne Karin. Daarnaast hadden we een hond, Foppe, waarmee ik een goede band had.
Mijn vader stelde op een dag voor om met Foppe te gaan wandelen. In het begin wilde ik niet, maar uiteindelijk ging ik toch maar mee. De wandelingen werden steeds langer. Tijdens die wandelingen kwam er langzaam aan een gesprek opgang met m’n vader. Ik vertelde hem over mijn gevoelens, het pesten, de medicatie en ineffectieve sessies met de hulpverleners.
Mijn ouders zijn toen op school gaan praten en ook met mijn hulpverleners. Zo werd mijn situatie langzaamaan beter.
Workshop
Kortgeleden gaf ik aan hulpverleners een interactieve workshop over depressie onder jongeren Ik vroeg ze onder andere de kenmerken van depressie te noemen die ze in mijn verhaal herkenden. Aan het eind kreeg ik te horen dat ze het mooi, leerzaam en inspirerend vonden om nu een beeldend verhaal te hebben naast de theorie over depressie die ze uit de boeken kennen.
Praten over depressie kan – in meer opzichten! – heel behulpzaam zijn.
foto: Joe Schulz, Unsplash