Verhaal
Fiets-incident
Gisteren is mijn driewielfiets aangereden door een tweewieler.
Frontale botsing.
In Groningen ‘fietsstad no 1’ is dit natuurlijk geen nieuws. Het is meer een wonder hoe vaak het allemaal goed gaat met ons hectische fietsverkeer.
‘Fietsers allemaal tegelijk oversteken’ bij stoplicht kruisingen bij voorbeeld. Super sociale topsport. Iedereen moet wel rekening houden met iedereen, anders gaat het mis.
De meeste bijna ongelukken heb ik met ‘telefoon trutten’. Zo noem ik sukkels die al fietsend bezig zijn met bellen of appen of zoiets. Man, vrouw, oud, jong, racefiets, oude rammelbak… ik maak geen onderscheid in mijn schrik en verontwaardiging: telefoon trutten!
Gisteren is daar geen sprake van.
Op mijn eigen woonerf wordt ik zomaar schuin van achter aangereden. Ik heb haar niet gezien (ik ‘zie’ niet met mijn ogen, maar met een combi van neus, oren en ‘radar’ en dat systeem werkt niet achteruit) en zij kijkt niet uit.
Zij ligt op de grond, ik niet. Daar heb je een driewieler voor, om niet om te vallen.
Gelukkig hebben we allebei niks. Behalve mijn rechter spatbord, dat iets ontwricht is bij nadere inspectie. Die kunststofspatborden van tegenwoordig kunnen ook niks hebben.
Ze is meer omgevallen dan echt gevallen, mijn ‘wegpiraat’.
Verbaasd ligt ze op de grond en roept ‘mama, waarom fietst die mevrouw nog op een driewieler?’
Ze sleept haar eigen eerste roze fietsje weer overeind. Vrolijk versierd met bloemetjes en attributen. Ik schat haar op een jaar of 5.
‘Waarom heeft die fiets 3 wielen?’
Ik red moeder uit haar dubbele verlegenheid: je kind rijdt een ‘gehandicapte’ van de sokken en confronteert vervolgens gezellig met directe vragen die ‘je niet stelt’.
Ik vind zulke vragen leuk. Er zit niks achter behalve pure nieuwsgierigheid.
‘Op twee wielen val ik om en dan breek ik misschien een been. Stom hè? Jij kunt het al veel beter’. Kinderen kun je niet genoeg eigenwaarde meegeven. Ik ben wel van de pep talk.
‘Sorry, sorry’, zegt de moeder. Dochter heeft duidelijk geen probleem. Geïnteresseerd telt ze mijn wielen.
‘Geeft niks’, zeg ik en dat meen ik ook.
Honden en kinderen kijken niet uit.
Je kunt proberen het ze te leren voor hun eigen en andermans veiligheid, maar je moet er niet op rekenen. Bij dieren en minimensen werkt het brein nog lekker impulsief. Eerst doen, dan denken.
Honden en kinderen kijken niet uit.
Dat is dezelfde soort realiteit als ‘gehandicapten’ die ruimte innemen op de stoep, in winkels en in de trein. ‘Mevrouw, u staat in de weg’, is een even zinloze opmerking als van kinderen eisen dat ze overal altijd braaf en stil zijn.
Het zit er gewoon niet in.
Soms kunnen ‘grote mensen’ enorm kortzichtig zijn.
Vergeten ze hun gezond verstand te gebruiken en te vragen.
De kunst van het vragen is super belangrijk in een gevarieerde samenleving. Dat helpt je verplaatsen in de leefwereld van een ander.
Leer dat van kinderen.
‘Waarom?’
En dan gewoon luisteren zonder mening of oordeel.
En zo zijn we allemaal weer een ervaring rijker.
Waar een confrontatie al niet goed voor is.